24915 |
dal, vallei |
laagte:
lieegdje (L328p Heel),
lijèègtə (L328p Heel)
|
laagte [SGV (1914)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21172 |
dam |
dam:
dàm (L328p Heel)
|
de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21128 |
damesfiets |
damesfiets:
damesfiets (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18207 |
dameskous? |
hoos:
Anna, höbs te ei paar noew hoeëze? (L328p Heel),
kous:
Anna, hubst dae ei paar noew kouse (L328p Heel)
|
Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
mantjel (L328p Heel),
mantjels (L328p Heel)
|
mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
24984 |
damp, stoom |
stoom:
staum (L328p Heel),
stoum (L328p Heel),
zwaam:
zwaam (L328p Heel)
|
damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)]
III-4-4
|
19633 |
dampen |
dampen:
dampe (L328p Heel, ...
L328p Heel),
paven:
páávə (L328p Heel),
wasemen:
waseme (L328p Heel),
zwademen:
zjwame (L328p Heel)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] || Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)]
III-2-1, III-2-3
|
17805 |
dansen |
dansen:
danšǝ (L328p Heel)
|
Gezegd van een schaaf waarvan de schaafbeitel niet goed is ingesteld. [N 53, 117]
II-12
|
28402 |
dar |
[bij]:
[bij] (L328p Heel),
dar:
dar (L328p Heel),
dreen:
drēn (L328p Heel),
hemels[bij]:
hēmǝls[bij] (L328p Heel)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
17702 |
darm |
darm:
derm (L328p Heel),
dèrm (L328p Heel)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|