e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

Gevonden: 4616
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de noodklok luiden de noodklok luiden: de noeedklok loeje (Heel, ... ) Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)] III-3-3
de portiuncula-aflaat verdienen aflaat beden: aaflaot baeje (Heel), portiuncula beden: persjonkela baeje (Heel) De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] III-3-3
de roepen krijgen de roepen krijgen: de reupe kriêge (Heel), in de roepen zijn: inne reupe zeen (Heel), van de preekstoel vallen: vanne praeksjtool valle (Heel) De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
de schaaf afstellen stellen: štęlǝ (Heel) De onderdelen van de schaaf zo instellen, dat er gewerkt mee kan worden. Het belangrijkste hierbij is het juist aanbrengen van de schaaf- en de keerbeitel in de schaafbek. [N 53, 111a] II-12
de schaaf fijner afstellen zoeter zetten: zø̄tǝr zętǝ (Heel) De schaafbeitel minder ver door de zool laten uitsteken, zodat er bij het schaven minder hout wordt weggehaald. [N 53, 111c] II-12
de schaaf grover afstellen grover zetten: grūǝvǝr zętǝ (Heel) De schaafbeitel verder door de zool laten uitsteken, zodat er bij het schaven meer hout wordt weggehaald. [N 53, 111b] II-12
de scherpe kanten afschuren afkanten: āfkantjǝ (Heel), kanten breken: kɛnj brē̜kǝ (Heel) De scherpe kanten van bijvoorbeeld een plank door schuren afronden. Daardoor kan men zich minder snel aan het hout bezeren en is er een kleinere kans op beschadigingen. [N 53, 155d; N 53, 237d] II-12
de staart couperen zwensen: zwɛnsǝ (Heel), žwɛnsǝ (Heel) Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d] I-9
de stal uitmesten uitmesten: ūtmɛstǝ (Heel) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de stuipen hebben de begavingen hebben: de bəgaovingə höbbə (Heel) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] III-1-2