23475 |
de noodklok luiden |
de noodklok luiden:
de noeedklok loeje (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23694 |
de portiuncula-aflaat verdienen |
aflaat beden:
aaflaot baeje (L328p Heel),
portiuncula beden:
persjonkela baeje (L328p Heel)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23290 |
de roepen krijgen |
de roepen krijgen:
de reupe kriêge (L328p Heel),
in de roepen zijn:
inne reupe zeen (L328p Heel),
van de preekstoel vallen:
vanne praeksjtool valle (L328p Heel)
|
De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31859 |
de schaaf afstellen |
stellen:
štęlǝ (L328p Heel)
|
De onderdelen van de schaaf zo instellen, dat er gewerkt mee kan worden. Het belangrijkste hierbij is het juist aanbrengen van de schaaf- en de keerbeitel in de schaafbek. [N 53, 111a]
II-12
|
31861 |
de schaaf fijner afstellen |
zoeter zetten:
zø̄tǝr zętǝ (L328p Heel)
|
De schaafbeitel minder ver door de zool laten uitsteken, zodat er bij het schaven minder hout wordt weggehaald. [N 53, 111c]
II-12
|
31860 |
de schaaf grover afstellen |
grover zetten:
grūǝvǝr zętǝ (L328p Heel)
|
De schaafbeitel verder door de zool laten uitsteken, zodat er bij het schaven meer hout wordt weggehaald. [N 53, 111b]
II-12
|
31898 |
de scherpe kanten afschuren |
afkanten:
āfkantjǝ (L328p Heel),
kanten breken:
kɛnj brē̜kǝ (L328p Heel)
|
De scherpe kanten van bijvoorbeeld een plank door schuren afronden. Daardoor kan men zich minder snel aan het hout bezeren en is er een kleinere kans op beschadigingen. [N 53, 155d; N 53, 237d]
II-12
|
33926 |
de staart couperen |
zwensen:
zwɛnsǝ (L328p Heel),
žwɛnsǝ (L328p Heel)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ūtmɛstǝ (L328p Heel)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
18062 |
de stuipen hebben |
de begavingen hebben:
de bəgaovingə höbbə (L328p Heel)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|