e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

Gevonden: 4616
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doordeweekse mis stille mis: sjtil mes (Heel) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doordrenken, nat maken nat maken: naat maakə (Heel) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doorharden droog zijn: dryǝx ˲zēn (Heel) Gezegd van een verflaag die het drogingsproces van vloeibaar naar vast ondergaat. [N 67, 74d] II-9
doorn, stekel doorn: doeare (Heel), doorn (mv.): duur (Heel), duuör (Heel) doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: doeernekroeen (Heel), dueerekroeen (Heel) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornstruik doornenstruik: doearestroek (Heel) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
doorschieter doorwassen: dōrwasǝ (Heel) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorslaan doorslaan: dōršlǭn (Heel) Het doordringen van aniline door nieuw opgebrachte verflagen. [N 67, 12c] II-9
dopeling doopkind: duipkindj (Heel), dopeling: duipeling (Heel) de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)] III-2-2
dopen dopen: doupe (Heel), duipe (Heel), soppen: soppe (Heel) doopen [SGV (1914)] || Dopen. [N 96D (1989)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3