e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

Gevonden: 1801
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig nieuwsgierig: nuischierig (Heer) nieuwsgierig [SGV (1914)] III-1-4
niezen niesten: neeste (Heer) niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
niks waard niks waard: da ⁄s niks weerd (Heer) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nok vorstboom: vērš˱bǫwm (Heer) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nors frech (du.): vrĕk (Heer) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1
ochtend (vanmorgen ochtend: mörrege (Heer) s morgens) [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: kant (Heer, ... ) oever [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] III-4-4
okkernoot noot: nēūt (Heer), noot (Heer) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7
olie olie: olie (Heer) olie [SGV (1914)] III-2-3
olieverf olieverf: ōli[verf] (Heer) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9