21355 |
pruisen |
pruises:
⁄t Prūūsches (Q105p Heer)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18908 |
prutser |
braggelaar:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a. Opm. Hd.gg.
braggelêr (Q105p Heer),
sukkelaar:
sŭkkelêr (Q105p Heer)
|
sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pømštęjn (Q105p Heer)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
25014 |
punt, stip |
punt:
pŭnt (Q105p Heer)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
19079 |
raad |
raad:
road (Q105p Heer)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
raodsel (Q105p Heer),
rèùtselke (Q105p Heer)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
venstǝr (Q105p Heer
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
vreemd:
vrêm (Q105p Heer)
|
01; vreemd [SGV (1914)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (Q105p Heer)
|
revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|