21092 |
schaften |
ungeren:
ŭngere (Q105p Heer)
|
schaften [SGV (1914)]
III-3-1
|
21483 |
schafttijd |
ungeren:
øͅŋərə (Q105p Heer),
Opm. van 12-2 s zomers, 1 mei - 1 september; m.
ŭngere (Q105p Heer)
|
schafttijd [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
19129 |
schande |
schande:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
schan (Q105p Heer)
|
schande [SGV (1914)]
III-3-3
|
17800 |
schede |
schede:
schei (Q105p Heer),
ei kort
sjei (Q105p Heer)
|
schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || scheede [SGV (1914)]
III-2-1
|
17774 |
scheen |
scheen:
schên (Q105p Heer),
ṣên (Q105p Heer)
|
scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34635 |
scheienkruiwagen |
ladderkruikar:
lø̜dǝrkrøi̯kɛr (Q105p Heer)
|
De scheienkruiwagen is volgens Theuwissen (1969), pag. 71 een typisch Limburgs kruiwagentype. "Het bodemvlak bestaat uit een aantal dwarslatten, meestal zes, zonder bedekking met planken. Het hoofdbord heeft vijf of zes scheien tussen de bovenrand en de achterste dwarslat van de bodem; ook het hoofdbord heeft geen planken bedekking." Men treft dit type aan in het noorden van Belgisch Limburg en het Maasland. [N G, 51 + 52f; N 18, 97a-b; L 16, 19b; A 42, 15; monogr.]
I-13
|
19070 |
schelden, schimpen |
schampen:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
schampe (Q105p Heer),
schelden:
schĕlle (Q105p Heer)
|
schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)]
III-1-4
|
24897 |
schemeren |
schemeren:
zelfde gebruik als schemering in t ABN.
schemeren (Q105p Heer)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25023 |
schemering, valavond |
schemer:
schŭmmer (Q105p Heer),
sjēēmər (Q105p Heer)
|
schemering [SGV (1914)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20510 |
schenkel |
schenkel:
schinkel (Q105p Heer)
|
schenkel [SGV (1914)]
III-2-3
|