21635 |
biljet van vijftig gulden |
vijftig gulden:
ps. omgespeld volgens Frings (omdat het een Fringsteken is!), of letterlijk overnemen: gölle, met vermelding dat er boven de ö nog een lengteteken moet staan en deze combinatieletter niet te maken is)?
50 [gø͂ͅlle (Q105p Heer)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blāād (Q105p Heer)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (Q105p Heer),
blader:
blāi̯ǝr (Q105p Heer)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
Endepols
bleffe (Q105p Heer),
bletsen:
blĕtsche (Q105p Heer)
|
blaffen [SGV (1914)] || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
ruts:
Endepols
ruts (Q105p Heer),
röts (Q105p Heer)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34405 |
blaten |
bleken:
blē̜kǝ (Q105p Heer)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
24473 |
blauwe bosbes |
malber:
moalber (Q105p Heer)
|
boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reiger (Q105p Heer)
|
reiger [SGV (1914)]
III-4-1
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
strontvlieg:
Endepols
strontvleeg (Q105p Heer)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
Endepols
bloze (Q105p Heer)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|