e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troosten; troost troosten: truuste (Heer) troosten [SGV (1914)] III-1-4
trui tricot (fr.): trikkoo (Heer) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuin hof: hoof (Heer) hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinhuisje zomerhuisje: zomerhuiske (Heer) priëel [SGV (1914)] III-2-1
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  boͅu̯mkwiəkər (Heer) [RND 08] I-7
tuinmuur met leem bekleende muur: męt lē̜jm bǝklē̜ndǝ mūr (Heer) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
turfmolm molm: molm (Heer), mǫlm (Heer) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
uier uier: yi̯ǝr (Heer) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren vleug: flø̄k (Heer) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier deem: dēm (Heer) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11