29112 |
verstellen |
stukken:
štø̜kǝ (Q105p Heer)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
koekepiep spelen:
kōēkepiep schpele (Q105p Heer),
versteken:
/
versjteke (Q105p Heer)
|
schuilevinkje spelen [SGV (1914)] || versoppertje [SND (2006)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
vĕrscht"k (Q105p Heer),
vĕrscht"ke (Q105p Heer)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vɛspər (Q105p Heer)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
jielee (Q105p Heer),
kamizool (<fr.):
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
kammezŏl (Q105p Heer)
|
vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q105p Heer)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
chəvi:rt (Q105p Heer)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
koffiedrinke (Q105p Heer)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vęjl (Q105p Heer)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
vijver:
vijver (Q105p Heer),
wijert:
węjǝrt (Q105p Heer)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|