e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

Gevonden: 1801
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerin boerin: buren (Heer), dei boerin (Heer), dis boerin (Heer) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]boerin [deze ~ ] [SGV (1914)] || boerin [die ~] [SGV (1914)] I-6, III-3-1
bomgat, spongat sponlok: šponlǭ.k (Heer) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bomijs hol ijs: hoolies (Heer) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bōnd ɛn blāuw gəhaouwə (Heer) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
boog boog: boͅ:ch (Heer) boog [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: bōūm (Heer), boͅu̯m (Heer), buim (mv.): boum (Heer), buim (Heer) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard wei: wei}* (Heer) I-7
boon, algemeen bonen: bunǝ (Heer), boon: bun (Heer) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boos kwaad: koed (Heer) 01; kwaad [SGV (1914)] III-1-4
borg borg: börg (Heer) borg [SGV (1914)] III-3-1