24980 |
vlijns, geelbruine aarde |
vlijst:
vliest (Q105p Heer)
|
geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24392 |
vlinder |
kapel:
kəpɛl (Q105p Heer),
#NAME?
kapĕl (Q105p Heer),
peper:
pieper (Q105p Heer)
|
vlinder [SGV (1914)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloej (Q105p Heer)
|
vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vluuien:
vluje (Q105p Heer)
|
vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hoegwater (Q105p Heer)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vlooke (Q105p Heer)
|
vloeken [SGV (1914)]
III-3-1
|
27185 |
vloer |
vloer:
flūr (Q105p Heer)
|
Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.]
II-9
|
18217 |
vod |
lommel:
lómmel (Q105p Heer),
lómmele (Q105p Heer)
|
vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
lommelenkerel:
Opm. korte ie.
lómmelekĭêl (Q105p Heer)
|
voddenkoopman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20483 |
voedsel |
voer:
voor (Q105p Heer)
|
het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)]
III-4-1
|