e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

Gevonden: 1801
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuster zuster: zŏster (Heer) zuster[haar] [SGV (1914)] III-2-2
zuurdeeg maken desemen: dē̜jsǝmǝ (Heer) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurkool zuurmoes: zoermoos (Heer) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zwaaien zwaaien: jwĕje (Heer) zwaaien [SGV (1914)] III-1-2
zwaard zwaard: jweert (Heer) zwaard (wapen) [SGV (1914)] III-3-1
zwager zwager: zwoager (Heer) schoonbroeder [SGV (1914)] III-2-2
zwaluwstaart zwalberstaart: zwaleberstart (Heer) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1
zwarte kraai, kraai kraai: kroaj (Heer) kraai [SGV (1914)] III-4-1
zwavelstok zwegel: zjwegəl (Heer) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweep smik: šmek (Heer) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10