| 24922 |
aarde, grond |
aarde:
êrd (Q105p Heer),
grond:
grònd (Q105p Heer)
|
aarde (grond) [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ē̜rdǝ pǫt (Q105p Heer)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
| 19509 |
aardewerk |
aardewerk:
eerdewerrək (Q105p Heer)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 23315 |
aardmannetje (kabouter) |
alvermannetje:
havermĕnneke (Q105p Heer)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
rōēten oas (Q105p Heer)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 19021 |
achterdocht |
achterdenken:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a. Opm. geen achterdocht = gein ´rg.
achterdinke (Q105p Heer)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 17651 |
achterste |
achterste:
ĕchterschte (Q105p Heer)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 24438 |
adder |
adder:
adder (Q105p Heer),
Endepols
adder (Q105p Heer)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] || nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 17781 |
adem |
asem:
oasem (Q105p Heer)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 17685 |
ademen |
asemen:
oaseme (Q105p Heer)
|
ademen [SGV (1914)]
III-1-1
|