25658 |
brouwer |
brouwer:
brǫwǝr (Q105p Heer),
brǭwǝr (Q105p Heer)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brök (Q105p Heer),
brək (Q105p Heer)
|
brug [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
brōēt (Q105p Heer)
|
bruid [SGV (1914)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
brōēdegŏm (Q105p Heer)
|
bruidegom [SGV (1914)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruutsje (Q105p Heer)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
brōēlŏf (Q105p Heer)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
bui (Q105p Heer),
regenbui:
rêngebui (Q105p Heer),
schoer:
sjoor (Q105p Heer)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
bûk (Q105p Heer)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
pijn in zijn buik:
pijn in mənə bûk (Q105p Heer),
pijn in zijn pens:
pijn in mən pens (Q105p Heer)
|
ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
25058 |
bundel, bussel |
bussel:
bössel (Q105p Heer)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|