| 34554 |
kalkoen |
schroet:
šrūt (Q105p Heer)
|
Zie afbeelding 11. [R 14, 3; S 16; L 1a-m; L 1, 113; L 17, 11; L B2, 305; A 6, 3a; A 6, 3b; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 18838 |
kalm, bedaard |
bedaard:
bedaard (Q105p Heer),
kalm:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
kalm (Q105p Heer)
|
bezadigd [SGV (1914)] || kalm [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 34170 |
kalven |
kalven:
kau̯vǝ (Q105p Heer)
|
Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.]
I-11
|
| 18725 |
kam |
kam:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
kamp (Q105p Heer)
|
kam [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 18724 |
kammen |
kammen:
kĕmme (Q105p Heer)
|
kammen (ww.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 19578 |
kandelaar |
luchter:
uu tamelijk kort
luuchtər (Q105p Heer)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 21760 |
kar |
kar:
kar (Q105p Heer)
|
Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.]
I-13
|
| 18944 |
karakter (aard) |
aard:
āārd (Q105p Heer),
karakter:
ps. boven de beide "as"staan nog ?; deze combinatieletters zijn niet te maken, omgespeld zijn het inderdaad "as".
karakter (Q105p Heer)
|
aard (karakter) [SGV (1914)] || karakter [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 20653 |
karnemelk |
botermelk:
bōtǝrmęlk (Q105p Heer),
būǝtǝrmęlǝq (Q105p Heer)
|
De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.]
I-11
|
| 34249 |
karnen |
boter draaien:
[boter] drɛi̯ǝ (Q105p Heer),
boter stoten:
[boter] stūtǝn (Q105p Heer),
[boter] štūtǝ (Q105p Heer),
draaien:
drɛ̄i̯ǝn (Q105p Heer)
|
Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S]
I-11
|