17771 |
been |
been:
bēīn (Q105p Heer)
|
been [SGV (1914)]
III-1-1
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begeerlik (Q105p Heer)
|
begeerlijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
derop uit:
(= erop uit).
drŏp oet (Q105p Heer)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrĕffenis (Q105p Heer)
|
begrafenis [SGV (1914)]
III-2-2
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begriep (Q105p Heer),
belul:
belöl (Q105p Heer),
besef:
besĕf (Q105p Heer)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)]
III-1-4
|
24301 |
bek |
muil:
Endepols
moul (Q105p Heer)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
bəköstigə (Q105p Heer)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21357 |
bekvechten |
disputeren (<fr.):
Van Dale: disputeren (<Fr.), wetenschappelijk redetwisten; - kibbelen, twisten.
dispeteere (Q105p Heer)
|
redetwisten [SGV (1914)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
gebroken pasen:
gebroke Poasche (Q105p Heer)
|
beloken Paschen [SGV (1914)]
III-3-3
|
32572 |
bemesten |
mesten:
męstǝ (Q105p Heer)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|