e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbele en gecombineerde krompasser dobbele passer: dubǝlǝ pasǝr (Heerlen) Dubbele krompasser met S-vormige benen. Wanneer het scharnier in het midden van de S-vormige benen is geplaatst, wordt deze passer vooral gebruikt voor het opmeten van uitwendige maten. Er bestaan ook uitvoeringen van de passer waarbij het scharnier aan het uiteinde van de S is aangebracht. Met dit type worden inwendige maten opgemeten. De gecombineerde krompasser bestaat uit een combinatie van de krompasser en de voetjespasser. Zie ook het lemma "voetjespasser" en afb. 83. [N 33, 252d; N 33, 252f; N 64, 80b] II-11
dubbele lijn dobbele lijn: dubǝl liŋ (Heerlen) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
dubbelkettingtransporteur dobbeltransporteur: dubǝltranspǫrtø̄r (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), jankorgel: jaŋkø̜rgǝl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Maurits]), kettingtransporteur: kettingtransporteur (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), transporteur: transpǝrtø̄r (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583] II-5
dubbeltje dubbeltje: dubbelke (Heerlen), dubbeltje (Heerlen), ee dubbeltje (Heerlen), tien-centstukje: ee tieëncentstükske (Heerlen) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duffel duffel: døfǝl (Heerlen) Dikke wollen stof met lang haardek. [N 62, 90; N 59, 201; MW] II-7
duidelijk duidelijk: dudelig (Heerlen), dudelik (Heerlen) duidelijk III-1-4
duif (alg.) duif: doef (Heerlen, ... ), dooͅeoͅf (Heerlen) Duif [SGV (1914)] || Duif. III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Heerlen, ... ), dōēf (Heerlen) duif || Duif [SGV (1914)] III-4-1
duif, overige soorten kroppet: kropduif  kròppet (Heerlen), kröppet (Heerlen), spijkerd: veldduif  sjpieket (Heerlen) kropduif [SGV (1914)] || veldduif III-4-1
duig druif: drūf (Heerlen) Elk van de gebogen platte stukken hout waaruit de wand van een kuip, ton of vat is samengesteld. Zie ook afb. 207. Volgens een invuller uit Tegelen (L 270) gebruikte de kuiper uit die plaats de benaming staaf (štāf) om een rechte duig aan te duiden. Een gebogen duig werd een duig (dø̜jx) genoemd. In het algemene spraakgebruik was echter het woord druif (drūf) gangbaar. [N E, 10; monogr.] II-12