e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gerieflijk gemtlich (du.): gemuutlig (Heerlen), gemuutlik (Heerlen), gerieflijk: gereeflik (Heerlen) gerieflijk III-1-4
gering aantal, een paar get: gèt (Heerlen), paar: páár (Heerlen) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] III-4-4
geronnen melk zure melk: zuǝr melk (Heerlen) Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11
gerookt spek gerookt spek: gerök sjpek (Heerlen) rookspek III-2-3
gerst gerst: gēǝš (Heerlen) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geruite jurk ruitenkleed: roetekleed (Heerlen) jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3
geschenk geschenk: gəsjīnk (Heerlen), gift: gif (Heerlen) dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)] III-3-1
geschifte steen schaal: šāl (Heerlen) Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.] II-8
geschilde tak geschilde takjes: gesjelde teksjkes (Heerlen) geschilde takjes III-4-3
geslacht geslacht: gəsjlàch (Heerlen), natie: náásjə (Heerlen), stam: sjtàm (Heerlen) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2