27810 |
hulpwerkzaamheden |
nevenwerk:
nęǝvǝwęrk (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
nę̄vǝwɛ̄rk (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
Algemene term voor het aanleggen van spoor, het verlengen van persluchtbuizen en luchtkokers en eventueel ook het maken van een watergoot bij het drijven van een steengang of galerij. [N 95, 799]
II-5
|
24572 |
hulst |
hulst:
WBD/WLD
höls (Q113p Heerlen)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
höppələ (Q113p Heerlen)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17959 |
hurken |
(zich) hukken:
hoeke (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
hüke (Q113p Heerlen),
hükebänjte trekke = op de hukken zittende, zich op het ijs laten voorttrekken.
hüke (Q113p Heerlen),
op de hukken gaan zitten:
op de huuke goa zitte (Q113p Heerlen)
|
hukken [SGV (1914)] || hurken [SGV (1914)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
stuiken:
sjtukə (Q113p Heerlen)
|
Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19886 |
huurhuis |
gepacht huis:
gepacht hoes (Q113p Heerlen)
|
huurhuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
godsalder:
handgeld
goadshelder (Q113p Heerlen),
meepenning:
meejpenning (Q113p Heerlen)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
troow (Q113p Heerlen),
tròw (Q113p Heerlen),
trouwerij:
trouwerei (Q113p Heerlen),
tròwwəri-j (Q113p Heerlen)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || huwelijk [SGV (1914)] || trouwerij
III-2-2
|
20022 |
hyacint |
hyacint:
WBD/WLD
hi-jàsint (Q113p Heerlen),
jàsint (Q113p Heerlen)
|
Hyacint (hyacinthus oriëntalis). Bloemdek met naar buiten omgebogen slippen; bol platrond met witte of violette buitenmantel. De bladeren zijn vlezig, tot 2 cm breed. De bloemstelen zijn tijdens de bloei ineengebogen, met een klein schutblaadje, de meeldr [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hĭĕppətîek (Q113p Heerlen)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|