e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hulpwerkzaamheden nevenwerk: nęǝvǝwęrk (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), nę̄vǝwɛ̄rk (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]) Algemene term voor het aanleggen van spoor, het verlengen van persluchtbuizen en luchtkokers en eventueel ook het maken van een watergoot bij het drijven van een steengang of galerij. [N 95, 799] II-5
hulst hulst: WBD/WLD  höls (Heerlen) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
huppelen huppelen: höppələ (Heerlen) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
hurken (zich) hukken: hoeke (Heerlen, ... ), hüke (Heerlen), hükebänjte trekke = op de hukken zittende, zich op het ijs laten voorttrekken.  hüke (Heerlen), op de hukken gaan zitten: op de huuke goa zitte (Heerlen) hukken [SGV (1914)] || hurken [SGV (1914)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
hutselen stuiken: sjtukə (Heerlen) Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
huurhuis gepacht huis: gepacht hoes (Heerlen) huurhuis [SGV (1914)] III-2-1
huurpenning godsalder: handgeld  goadshelder (Heerlen), meepenning: meejpenning (Heerlen) huurpenning [SGV (1914)] III-3-1
huwelijk trouw, de -: troow (Heerlen), tròw (Heerlen), trouwerij: trouwerei (Heerlen), tròwwəri-j (Heerlen) de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || huwelijk [SGV (1914)] || trouwerij III-2-2
hyacint hyacint: WBD/WLD  hi-jàsint (Heerlen), jàsint (Heerlen) Hyacint (hyacinthus oriëntalis). Bloemdek met naar buiten omgebogen slippen; bol platrond met witte of violette buitenmantel. De bladeren zijn vlezig, tot 2 cm breed. De bloemstelen zijn tijdens de bloei ineengebogen, met een klein schutblaadje, de meeldr [N 92 (1982)] III-2-1
hypotheek hypotheek: hĭĕppətîek (Heerlen) de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)] III-3-1