e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand zijn gang laten gaan laten begaan: begoaë (Heerlen), toestaan: tówsjtaoə (Heerlen) betijen [SGV (1914)] || toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen ter lijk bedenen: tərlīēkbêênə (Heerlen) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] III-2-2
iep iep: WBD/WLD  îep (Heerlen) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3
iets (leren) beheersen een ganse in get zijn: ənə-gánsə-zîê (Heerlen), een matador in get zijn: ənə-màkkàdoor-zîê (Heerlen) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
iets onbelangrijks, nietigheid klommel: klōēməl (Heerlen), onbenulligheid: ónbənöllichheet (Heerlen), onnozelligheid: ónûuzəlichheet (Heerlen), prul: prèùl (Heerlen) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] III-4-4
iets opkroppen opkroppen: ópkròppə (Heerlen), ópkróppe (Heerlen) opkroppen || zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken ijken: eekə (Heerlen) gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1
ijlen bazelen: báázələ (Heerlen), brazelen: bráázələ (Heerlen) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Heerlen, ... ), iēs (Heerlen), ī.s (Heerlen, ... ) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsbaan baan: baan (Heerlen), ijsbaan: Zie ook: sjaatsbaan.  iesbaan (Heerlen) 2. Glijbaan. || IJsbaan. III-3-2