e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kamkuil raderkelder: rārkęldǝr (Heerlen) Uitholling in de vloer waar het kamrad in draait. Een kamkuil is noodzakelijk wanneer het kamrad een grote omtrek heeft. De kroon uit Q 180 was 0,5 m diep. Het rad dat in deze kroon draaide, werd door de informant een ɛkroonradɛ genoemd.' [Vds 102; Jan 116; Coe 81; Grof 99] II-3
kammen kammen: kemme (Heerlen) kammen (ww.) [SGV (1914)] III-1-3
kampen kabelen: kābələ (Heerlen) Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
kan, maat van één liter liter: (vloeistof).  lĭĕttər (Heerlen) de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)] III-4-4
kanaal kanaal: kànààl (Heerlen) een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] III-3-1
kandeel wijnsoep: wīēnsōēp (Heerlen) kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)] III-2-3
kandelaar kaarsenluchter: Verklw. keëtseluchterke  keëtseluchter (Heerlen), kaarsenstander: Verklw. keëtsesjtenderke  keëtsesjtender (Heerlen), luchter: Verklw. luchterke  luchter (Heerlen) kandelaar III-2-1
kaneel kaneel: kanieël (Heerlen) kaneel III-2-3
kans kans: kans (Heerlen) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] III-3-2
kantelaaf kantelaaf: kandǝloax (Heerlen), negge: nęgǝ (Heerlen), rabat: rabat (Heerlen) De dagzijde van een muuropening, voor zover die vóór een kozijn in het zicht komt. De breedte van de kantelaaf is afhankelijk van de dikte van de muur en de breedte van het kozijnhout. [N 32, 11e; N 55, 149a; monogr.] II-9