e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klink klink: kleŋk (Heerlen) Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.] II-9
klink liggen op de wip liggen: op˱ dǝ wep leqǝ (Heerlen), op klink liggen: op kleŋk leqǝ (Heerlen) Gezegd van een steigerplank die niet voldoende is ondersteund. [N 32, 4] II-9
klinkhamer klinkhamer: kleŋkhāmǝr (Heerlen), nietenhamer: nitǝhāmǝr (Heerlen) Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.] II-11
klisklezoor klezoor: klǝzōr (Heerlen), papenkul: pafǝkøl (Heerlen), pāfǝkøl (Heerlen) Metselsteen die op zijn platte kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie afb. 28. Zie voor het woordtype papenkul ook RhWb (VI) kol. 648 s.v. ɛPfaffenk√∂llɛ: ø̄̄die H√§lfte eines der L√§nge nach gespaltenen Ziegelsteines, wobei beide H√§lften quadratische Kopffl√§chen erhalten, in der Maurerspr. Aach-Stdt.ø̄̄' [N 31, 19d; N 31, 19e; monogr.] II-8
klit klit: WBD/WLD  klèt (Heerlen), ze hange anee wie klet  klet (Heerlen) Klis (arctium tomentosum/xantimum atrumarium). De plant is 50 tot 130 cm groot. De bladeren zijn aan de onderkant viltig behaard; de bloemhoofdjes staan in schermvormige trossen, de omwindselblaadjes zijn wit spinnewebachtig behaard, vaak met een rode spi [N 92 (1982)] || klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
kloeken kloeken: klukǝ (Heerlen) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klok klok: klok (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), klǫk (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Ronde zeer zware steenklomp of klokvormig stuk gesteente dat met de platte kant naar beneden in het dak zit. Deze klomp was gewoonlijk met een dun laagje kolenstof bezet, zodat hij van buitenuit niet te herkennen was. Deze bollen of klompen konden zonder voorafgaande waarschuwing plotseling omlaag vallen. De informant uit Q 113 definieert deze klompen als versteende boomstammen waarvan de schil uit kool bestaat. Hierdoor hebben ze onvoldoende verband in het gesteente. Ook het woordtype "boomvot" (Q 121, Q 121c) wijst op een boomrest. [N 95, 896; N 95, 529; monogr.; Vwo 415; Vwo 425] II-5
klokhuis keets: kitsj (Heerlen), kits: keͅtš (Heerlen), kitsj (Heerlen), Verklw. kitsjke  kitsj (Heerlen) klokhuis || klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] || klokhuis der vruchten I-7, III-2-3
klokrok klokrok: klokrok (Heerlen) Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)] III-1-3
klomp klomp: klomp (Heerlen), klompe (Heerlen), kloomp (Heerlen, ... ), kloompə (Heerlen), klōmp (Heerlen), ps. boven de ó staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  klómp (Heerlen) Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)] II-12, III-1-3