e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kopergeld bronzen geld: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  br-nze geld (Heerlen), koperen geld: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  kōēpere geld (Heerlen), kopergeld: koeëpergeld (Heerlen) koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)] III-3-1
koperslager koperslager: kuǝpǝršlē̜ǝgǝr (Heerlen) Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.] II-11
kophout kophout: kǫphōt (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau MV)]   [Laura, Julia]) Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.] II-5
kopje kopje: køͅpkə (Heerlen), tas: tas (Heerlen), voor bv. koffie  tas (Heerlen), tasje: teske (Heerlen) een kop koffie [SGV (1914)] || kom [SGV (1914)] || kopje III-2-1
kopjeduikelen de tuimeluit slaan: der toemeleut sloaë (Heerlen), Sub tummeleut, omvertuimeling.  der tummeleut sjloa (Heerlen), kuitelebuit slaan: Fr. culbuter.  kotteleboot-sjloa (Heerlen) Kopje over duikelen. || Ombuitelen. || tuimelen [SGV (1914)] III-3-2
kopnet vliegengaren: [vliegengaren] (Heerlen), vliegennet: [vliegennet] (Heerlen) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10
koppelen koppelen: kóppələ (Heerlen) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] III-2-2
koppeling koppeling: koppeling (Heerlen  [(Emma)]   [Julia]), kopǝleŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454] II-5
koppelteugel, koppelstang koppelriem: kǫpǝlrēm (Heerlen) Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36] I-10
koppenlaag koplaag: kǫplǭx (Heerlen), kǫplǭǝx (Heerlen) Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.] II-9