e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leugen leugen: leuge (Heerlen), lûûgə (Heerlen) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] || leugen III-1-4, III-3-1
leunstoel leenstoel: lɛ̄nštoͅal (Heerlen), sessel (d.): sɛsəl (Heerlen) leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
leurder huissierder (<fr.): hoezeerder (Heerlen), kramer: krieëmer (Heerlen, ... ) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || kramer [SGV (1914)] III-3-1
leuren marchanderen (<fr.): ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  marsjandēre (Heerlen), op de handel gaan: Opm. bij afmijnen.  ŏp d’r handel g-a͂ (Heerlen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
levend vlees onder de huid leven, het -: s lééve (Heerlen), levend vlees: et léévend vleesch onger de hoet (Heerlen) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: lèèver (Heerlen), lééver (Heerlen), léëver (Heerlen), lęǝvǝr (Heerlen) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] I-11, III-1-1
leverbotziekte, distomatose leverbotkrankde: lęǝvǝrbotkrɛŋkdǝ (Heerlen) Leverbotziekte, veroorzaakt door een platworm die leeft in de galgangen van de lever, vooral van runderen en schapen. [N 52, 31; N 19, 69; N 77, 64; A 48, 46; A 32, 15b] I-12
leverpastei leverkaas: leëverkieës (Heerlen), pastete (d.): Verklw. pasteetje  pasteet (Heerlen) leverkaas || pastei III-2-3
leverworst leverworst: laeverwôêsj (Heerlen), leaverwōēsj (Heerlen), leeverwoesch (Heerlen), lejeverwoesj (Heerlen), läeverwōēsj (Heerlen), léëverwoeësj (Heerlen), Verklw. leëverwuësjke  leëverwoeësj (Heerlen) leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
libel en waterjuffer glazenmaker: glazemaker (Heerlen), heer: heer (Heerlen, ... ), juffer: joffer (Heerlen), joongfer (Heerlen) libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] || libel, waterjuffer III-4-2