33275 |
lijnzaadpap |
lijzatepap:
lēzǭtǝpap (Q113p Heerlen)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
duivelskers:
-
duvelskieësje (Q113p Heerlen),
lijsterbes:
-
lijsterbes (Q113p Heerlen),
vogelskers:
voögelkieësj (Q113p Heerlen)
|
lijsterbes || lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|
30697 |
lijsthaak |
lijsthaak:
līshǫak (Q113p Heerlen)
|
Stevige ijzeren haak die in de dakgoot wordt opgehangen. Aan de haak zijn ijzeren consoles bevestigd voor het opleggen van de zitplank. Iedere haak is bovendien voorzien van een schaar die hem op gewenste afstand van de gevel houdt. [N 67, 63j]
II-9
|
30696 |
lijstleertje |
hangstoeltje:
haŋštø̄lkǝ (Q113p Heerlen)
|
Zitplankje dat in de dakgoot wordt opgehangen. Het bestaat uit twee aan de bovenzijde gebogen metalen haken die aan een blok bevestigd zijn. Aan de onderzijde van de haken is een zitplankje aangebracht. [N 67, 63i]
II-9
|
30730 |
lijvig |
stevig:
štęǝvex (Q113p Heerlen)
|
Gezegd van verf die dikvloeibaar is. [N 67, 75a]
II-9
|
20492 |
likken |
lekken:
lekke (Q113p Heerlen),
lèkkə (Q113p Heerlen)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
hervere:
Hervere (Q113p Heerlen),
herverekaas:
Eigen syst.
hervere kieës (Q113p Heerlen),
hervese kaas:
Herfsche kieës (Q113p Heerlen),
stinke kaas:
schtïnkekieës (Q113p Heerlen),
Eigen syst.
sjtinke kieës (Q113p Heerlen),
stinkerd:
Eigen syst.
stinkerd (Q113p Heerlen),
stinkkaas:
stinkkiës (Q113p Heerlen),
Verklw. stinkkieëske
sjtinkkieës (Q113p Heerlen)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)] || roomkaas
III-2-3
|
33676 |
limburgse klei |
klevenaarde:
klęvǝvǝęǝt (Q113p Heerlen),
leem:
lēm (Q113p Heerlen)
|
Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33]
I-8
|
24486 |
linde |
linde:
ling (Q113p Heerlen),
linge (Q113p Heerlen),
mv.; verkl.w.: linge; lintje. Oppen Linge: buurtnaam
linge (Q113p Heerlen)
|
lindeboom [SGV (1914)]
III-4-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
lingeblad (Q113p Heerlen),
lindenthee:
lingetieë (Q113p Heerlen)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|