27526 |
mijnpolitie |
kuilpolitie:
kulplisǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia]),
mijnpolitie:
mijnpolitie (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina])
|
Corps voor de kontrole op de naleving van het mijnreglement. [N 95, 31; monogr.]
II-5
|
27679 |
mijnpoort |
kuilpoort:
kulpoat (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
kulpǭǝt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Toegang tot de mijn. [N 95, 39]
II-5
|
27601 |
mijnreglement |
kuilreglement:
kulrēgǝlǝmɛ̄nt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
mijnreglement:
mijnreglement (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina]),
męjnrēgǝlǝmēnt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Voorschriften voor het werken in de mijn. Mijnwerkers die op de mijnschool de opleiding tot opzichter volgden, waren verplicht dit omvangrijke boekwerk aan te schaffen. [N 95, 993]
II-5
|
27527 |
mijnschade |
baanverzakking:
bānvǝrzakeŋ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
kuilscha:
kulšā (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
kuilschade:
kulšādǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma]),
mijnschade:
męjnšādǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Schade, bij voorbeeld aan huizen, veroorzaakt door het ondergrondse mijnwerk. Het kolen delven heeft tot gevolg dat de bodem zakt waardoor scheuren ontstaan in gebouwen. [N 95, 931]
II-5
|
27549 |
mijnschoenen |
kuilschoenen:
kulšǫŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
schoenen:
šōn (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
veiligheidschoenen:
vęjlexhētšōn (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IY)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Schoenen met ijzerbeslag en stalen neuzen. De afkorting "W.I.M." in het woordtype "W.I.M.-schoenen" (L 426) staat voor "Werkplaatsen voor Invalide Mijnwerkers der Staatsmijnen. [N 95, 63; N 95, 884; monogr.]
II-5
|
27534 |
mijnspook |
berggeest:
bɛ̄rxgēs (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
kuilgeest:
kulgēs (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia])
|
Legendarische figuur optredend in veel mijnwerkerssagen. De mijnwerkers waren gevoelig voor bijgeloof (Dieteren 1984, pag. 33). In de mijnen heerste volgens de legendes een oude boze God die de naam Kaspar droeg. Kaspar kon het moeilijk verkroppen dat mensenhanden zijn rijke kolenvoorraad weghaalden. Zijn toorn uitte hij vaker door in één klap kolenpijlers in elkaar te drukken. Lochtman (pag. 46) relativeert het bestaan van dergelijke geesten. Zelfs de oudste generatie die hij ondervroeg, heeft nooit in zo''n geest geloofd. Soms werd een nieuweling aan het schrikken gebracht door een verdraaide stem of verklede gestalte van een der oudere arbeiders, die dan het mijnspook moest representeren. Mogelijkerwijze hebben oudere generaties dan de nu nog levende wel geloofd in het mijnspook. De informant van Q 3 vermeldt dat er geen sprake was van een mijnspook of iets dergelijks. [N 95, 914; monogr.]
II-5
|
28329 |
mijnspoor |
licht spoor:
lex špōr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
machinespoor:
mašīnǝšpǭǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
smalspoor:
šmālšpǭǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
zwaar spoor:
šwoar špōr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het spoor waarover het vervoer van kolen, stenen en materiaal in het ondergrondse bedrijf plaatsvindt. In dit lemma is een onderscheid gemaakt tussen spoor in het algemeen, licht spoor en zwaar spoor, al naar gelang het aantal kilo''s dat per meter spoor wordt gemeten. Zwaar spoor wordt gebruikt op plaatsen waar vervoer met locomotieven plaatsvindt. De opgave "smalspoor" uit Q 113 voor de mijn Emma duidt op de breedte van het spoor, namelijk 60 cm. Omdat spoor altijd bestaat uit twee spoorstaven, zijn in dit lemma enkelvoudige en meervoudige begrippen terug te vinden. [N 95, 698; N 95, 699; monogr.; Vwo 671; Vwo 727]
II-5
|
28330 |
mijnspoor aanleggen |
het kuilspoor aanleggen:
ǝt kulšpōr ālęgǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Zolder]),
schenen aanleggen:
šenǝ ālɛqǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia]),
spoor aanleggen:
špǭǝr ālɛqǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
[N 95, 696]
II-5
|
28134 |
mijnverzakking |
kuilverzakking:
kulvǝrzakeŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
Verzakking binnen het gangenstelsel. [N 95, 932]
II-5
|
28290 |
mijnwagen |
kuilwagen:
kulwāgǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma]),
kulwān (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
kuilwagentje:
kulwēǝntjǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
kulwęǝntjǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Vierwielig ijzeren spoorwagentje met speciale vorm waarin kolen en stenen over rails kunnen worden vervoerd. De "birouche" is een kleinere uitvoering van het mijnwagentje. De "komfaat" uit Q 121 was een extra grote mijnwagen die op de Domaniale mijn tot ongeveer 1906 werd gebruikt bij het schachtvervoer. Op een ondergronds gelegen laadpunt werden de kolen vanuit kleine wagens, die in de lage galerijen reden, overgeladen in de grotere "komfaten". Deze werden dan op de kooi geduwd om naar bovengronds te worden vervoerd (Lochtman pag. 191). Het woordtype "afgebrande" werd op de mijn Maurits gebruikt voor een halve grote wagen (Loontjens pag. 30). [N 95, 671; monogr.; Vwo 111; Vwo 114; Vwo 116; Vwo 202; Vwo 515]
II-5
|