17614 |
neusgaten |
neuslokken:
naasloaker (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
naaslöker (Q113p Heerlen)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nāsrēm (Q113p Heerlen)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
naasvlūëgel (Q113p Heerlen)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
27826 |
nevengesteente verwijderen |
nastokken:
noaštǫkǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
stokken:
štǫkǝ (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia])
|
Het boven en onder de ontgonnen koollaag gelegen nevengesteente in een galerijfront verwijderen. Neven in samenstellingen wordt over het algemeen als een germanisme beschouwd. De Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.) merkt hierover op (pag. 41): "Ofschoon nieuwe samenstellingen met neven over het algemeen germanistisch aandoen, kunnen zij soms dienen om verschillende betekenissen te onderscheiden (neven, "aangrenzend gesteente" is niet hetzelfde als "bijgesteente")." Volgens de invuller uit Q 33 werd het begrip "stokken" op de mijn Emma gebruikt voor het bijwerken van de vloer (zie ook het lemma Bijwerken). [N 95, 384; N 95, 390; N 95, 927; monogr.]
II-5
|
20482 |
nicht |
cousine (fr./du.):
cf. VD F.-N. s.v. "cousin, -ine"; cf. VD D.-N. s.v. "Kusine"; deze benaming wordt ook gebruikt voor achternicht
koezien (Q113p Heerlen),
nice-je:
neenN
nische (Q113p Heerlen),
nicht:
nich (Q113p Heerlen),
nicht (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
nicht || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
neer (Q113p Heerlen),
nier (Q113p Heerlen),
néér (Q113p Heerlen)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (Q113p Heerlen)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
18094 |
niersteen |
niersteen:
neersjtee (Q113p Heerlen)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34149 |
niet bevrucht |
leeg:
lēǝx (Q113p Heerlen)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
niet wassen:
WBD/WLD
neet wàssə (Q113p Heerlen)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|