e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neusgaten neuslokken: naasloaker (Heerlen, ... ), naaslöker (Heerlen) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusriem naasriem: nāsrēm (Heerlen) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusvleugel neusvleugel: naasvlūëgel (Heerlen) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nevengesteente verwijderen nastokken: noaštǫkǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), stokken: štǫkǝ (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]) Het boven en onder de ontgonnen koollaag gelegen nevengesteente in een galerijfront verwijderen. Neven in samenstellingen wordt over het algemeen als een germanisme beschouwd. De Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.) merkt hierover op (pag. 41): "Ofschoon nieuwe samenstellingen met neven over het algemeen germanistisch aandoen, kunnen zij soms dienen om verschillende betekenissen te onderscheiden (neven, "aangrenzend gesteente" is niet hetzelfde als "bijgesteente")." Volgens de invuller uit Q 33 werd het begrip "stokken" op de mijn Emma gebruikt voor het bijwerken van de vloer (zie ook het lemma Bijwerken). [N 95, 384; N 95, 390; N 95, 927; monogr.] II-5
nicht cousine (fr./du.): cf. VD F.-N. s.v. "cousin, -ine"; cf. VD D.-N. s.v. "Kusine"; deze benaming wordt ook gebruikt voor achternicht  koezien (Heerlen), nice-je: neenN  nische (Heerlen), nicht: nich (Heerlen), nicht (Heerlen, ... ) nicht || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nier nier: neer (Heerlen), nier (Heerlen), néér (Heerlen) nier [N 10 (1961)] III-1-1
nieren nieren: nērǝ (Heerlen) Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d] I-11
niersteen niersteen: neersjtee (Heerlen) Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2
niet bevrucht leeg: lēǝx (Heerlen) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
niet gedijen niet wassen: WBD/WLD  neet wàssə (Heerlen) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3