e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
olieverf oligsverf: ǭlexs˲[verf] (Heerlen), oligverf: ǫalex˲[verf] (Heerlen) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
olieverven oligsverven: ǫalexs˲vɛrvǝ (Heerlen) Schilderen met olieverf. [N 67, 66a] II-9
olifant olifant: oalefant (Heerlen), Karte 109.  olifant (Heerlen) Elefant. || Olifant. III-3-2
omarmen omarmen: umärme (Heerlen), ómérmə (Heerlen) omhelzen [SGV (1914)] || omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omboorden omboorden: ømbø̄rǝ (Heerlen) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7
ombraak omleidingsbaan: ømlęjdeŋsbān (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), rondbrok: rontbrux (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.] II-5
omheinde wei afgetuinde wei: āfgǝtȳndǝ wēi̯ (Heerlen) Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.] I-8
omheinen afpalen: āfpø̄ǝlǝ (Heerlen), omweiden: ømwējǝ (Heerlen), tuinen: tȳnǝ (Heerlen), tȳǝnǝ (Heerlen) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining omrastering: Verklw. umrasteringsjke  umrastering (Heerlen), tuin: tuǝn (Heerlen), tūn (Heerlen) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] || omheining I-8, III-2-1
omheining van ijzeren spijlen gitter: gitǝr (Heerlen), stanketsel: štankɛtsǝl (Heerlen) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8