e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheining van opstaande latjes spalier: špalēr (Heerlen) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen afrastering: āfrastǝreŋ (Heerlen) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omheining van takken balie: baj (Heerlen), tuin: tuǝn (Heerlen) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8
omhelzen lief krijgen: leefkrieje (Heerlen), omarmen: umärme (Heerlen) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omhooggaan rijzen: reezə (Heerlen), stijgen: sjtīēgə (Heerlen) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2
omhulsel van het teellid sloek: šlūx (Heerlen) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omjagen omzetten: ømzętǝ (Heerlen) Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.] II-6
omkeerrol keerrol: kiǝrrǫl (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), kīrrol (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), omkeerrol: omkiǝrrǫl (Heerlen  [(Emma)]   [Wilhelmina]), ømkiǝrrǫl (Heerlen  [(Emma)]   [Emma]) Rol aan het eind van de bandtransporteur waarover de band weer wordt teruggevoerd. [N 95, 642; monogr.] II-5
omkeren draaien: driǝnǝ (Heerlen) Kadetjes of andere broodjes omdraaien tijdens de rijsperiode. De informant van L 312 merkt op dat "kappen" is een gleuf maken in de kadetjes. [N 29, 96a; monogr.] II-1
omslag omslag: ømšlāx (Heerlen) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7