e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinkelen pinkelen: peŋkələ (Heerlen) Het spel waarbij een stokje dat aan beide kanten aangepunt is, met een langere stok omhoog- en weggeslagen wordt [kiskassen, kallen, pinkelen, pinkeren, giezen, klink spelen, -doen, -slagen, hillen, lillen, kisslagen, kissen]. [N 88 (1982)] III-3-2
pinksterbloem heilighartbloem: heilighartbloem (Heerlen), fon.  heilig hartblóm (Heerlen), kerkesleutel: kerkǝšlø̄ǝtǝl (Heerlen), pinksterbloem: peŋkstǝrblom (Heerlen) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
pinksterbruid pinksbloem: pīŋksbloͅm (Heerlen), pinksbruit: pīŋksbrūt (Heerlen) De met bloemen en sieraden getooide pinksterbruid die met Pinksteren wordt gekozen en die dan rondgedragen wordt, waarbij wordt gezongen en geld wordt ingezameld [pinksterbloem, pinksterbruid]. [N 88 (1982)] III-3-2
pinksteren pinksten: Pinkste (Heerlen), pinkstfeest: Pinksfies (Heerlen) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikstekken: pikschtek (Heerlen) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pint, maat van 0,5 liter halve liter: (vloeistof).  haovəlĭĕttər (Heerlen), snel: sjnel (Heerlen) de maat die een inhoud aangeeft van 0,5 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)] || kan, pot van 1/2 liter, meest van aarde gebakken III-4-4
pioen pioen: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioen (Heerlen), pioenroos: -  pioenroes (Heerlen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioenroes (Heerlen) [DC 17 (1949)]Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed molenpaard: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  mulepeejd (Heerlen), pissebed: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18) De boeren leggen de naam zo uit: als ee paard niet kan wateren, wordt zon beestje op de roede geplaatst; het krabben ervan geneest het paard.  peͅsəbeͅdə (Heerlen), varken: WBD/WLD  vèèrkə (Heerlen), zeevarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  zieëvèrke (Heerlen) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit docht: dǫx (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]) De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.] II-5
pit van een steenvrucht kern: keeër (Heerlen), spr. uit: keer  kär (Heerlen), WBD/WLD  keer (Heerlen) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)] || kern, pit van een vrucht I-7