e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bevend schudden met de huid bibberen: bebǝrǝ (Heerlen), razelen: rāzǝlǝ (Heerlen) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
beweeglijk rondlopen van hot naar haar lopen: va hôt noa haar loope (Heerlen) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewerken van het deeg op de werktafel doorslaan: dørxšloa (Heerlen), inhouwen: enhǭwǝ (Heerlen) De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.] II-1
bewolking wolken: wolken (Heerlen), hiervan spreekt men ook wel  wooke (Heerlen), wolkenhemel: Nb. o = korte o-klank  wōlkehieëmel (Heerlen), wolkenlucht: wōlkelōch (Heerlen) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bewust verzuimen dienst verzaken: dēnst vǝrzaǝkǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]) Zonder wettige redenen of zonder vooraf aangevraagd verlof niet werken. [N 95, 916: N 95, 915; monogr.; Vwo 823] II-5
bezadigd gemtlich: gəmūūtlich (Heerlen) zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)] III-1-4
bezem bezem: beͅsəm (Heerlen), bɛsəm (Heerlen), Verklw. bessemke  bessem (Heerlen), Zie tekening: links en rechts dezelfde naam  bèzəm (Heerlen), keerbezem: keer-bessum (Heerlen), keret: kairet (Heerlen) bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1
bezemsteel steel: štel (Heerlen) bezemsteel [RND] III-2-1
bezig aan de gang: óm gàng (Heerlen), bezig: bezig (Heerlen), doende: doondə (Heerlen) bezig || werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)] III-1-4
bezoek bezoek: bezeuk (Heerlen), bəzeuk (Heerlen) bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)] III-3-1