e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pootgoed, pootaardappelen pootaardappelen: pǭt[aardappelen] (Heerlen) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjebaden kneipen: Specifiek Heerlens  kneipe (Heerlen), pootjebaden: pootje baden (Heerlen, ... ), püëtje baade (Heerlen, ... ) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] III-1-2
pop pop: pop (Heerlen) Pop. III-3-2
pop, vrouwelijke zangvogel pop: póp (Heerlen) vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)] III-4-1
poppenspel poppenkast: popəkas (Heerlen), Karte 353.  poppenkast (Heerlen) De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)] || Puppentheater. III-3-2
populier (alg.) belwijde: canadas  belwiej (Heerlen), papelwijde: poapelwiej (Heerlen), popelaar: WBD/WLD  póppəleer (Heerlen), wijde: wiej (Heerlen) De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)] III-4-3
porringdraad koord: koat (Heerlen), straaldraad: štrǭldrǭt (Heerlen) De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f] II-9
porselein porselein: pǫrsǝlēn (Heerlen), pǫšǝlēn (Heerlen), pǫšǝlęj (Heerlen) Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.] II-8
portefeuille portefeuille (fr.): pòrteföj (Heerlen), Karte 74.  porte(-)feuille (Heerlen) Brieftasche || de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)] III-3-1
portemonnee, beurs beurs: Met afbeelding van een geldbeursje.  buësj (Heerlen) beurs III-3-1