e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
potten? potten: pòttə (Heerlen) op zijn geld zitten; nauwelijks iets uit willen geven [potten, ponken] [N 89 (1982)] III-3-1
praam praam: prām (Heerlen) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
praatje kal: ps. boven de á staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  kál (Heerlen) een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)] III-3-1
pralerij gepronk: geprónk (Heerlen) pronken III-1-4
prei breedloof: breetloof (Heerlen, ... ), breedlook: breedlook (Heerlen), breedlooək (Heerlen, ... ), prei: preij (Heerlen) [DC 13 (1945)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]prei [SGV (1914)] I-7
preisoep breedloofsoep: breedloofsoep (Heerlen, ... ), Eigen syst.  breedloofsoep (Heerlen) Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)] III-2-3
prent(je) prent(je): print (Heerlen), schild(je): schild (Heerlen), sjeltjə (Heerlen), sjilt (Heerlen), prentje  schilke (Heerlen), schiltje (Heerlen) 2. Prent. || Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] || prent [SGV (1914)] || Prent, plaat. III-3-2
prentbriefkaart aanzichtkaart: ànzichkáát (Heerlen) een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1
pret, schik freude (du.): vröjt (Heerlen), plezier: plezeer (Heerlen), pləzeer (Heerlen), spa (du.): sjpas (Heerlen), sjpasz (Heerlen), sjpàs (Heerlen), vier hant schpas gehat (Heerlen) [schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)] || pret || vermaak, plezier, pret III-1-4
pretmaker paljas: páljàs (Heerlen) de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)] III-1-4