e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pronken pronken: bronke (Heerlen), prónke (Heerlen), prónkə (Heerlen), stensen: [vgl. WNT: stensen, dwingen, pruilen]  sjtèènsə (Heerlen), stoefen: sjtōēvə (Heerlen), strontsen: sjtrónsə (Heerlen) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3
pronkveer op een hoed veer: veer (Heerlen) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
proosten aanstoten: áá schtōēte (Heerlen), áásjtōētə (Heerlen) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
prop bol: Van Dale: I. bol, 3. voorwerp van min of meer zuiver ronde gedaante, bal; - prop; - ...  bòl (Heerlen), knauw: knòə (Heerlen), prop: pròp (Heerlen) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1
propolis kit: ket (Heerlen) Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.] II-6
proppenschieter klapbus: klabbus (Heerlen), knapbus: knabbus (Heerlen, ... ), knapbus (Heerlen, ... ), proppenschieter: proppesjeeter (Heerlen, ... ) Kinderspeelgoed van vlierhout. || Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
propschoten propschoten: propšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]) Schoten die de prop wegschieten, maar die wat het gesteente betreft zonder uitwerking blijven. [N 95, 441; monogr.; Vwo 404] II-5
prostituée hoer: hoor (Heerlen) prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)] III-2-2
provisiekast, etenskast schap: (bv: broederschaap).  schaap (Heerlen) schaprade [SGV (1914)] III-2-1
pruik pruik: prūūk (Heerlen) kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] III-1-3