e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechtse boor rechtsdraaiende boor: rɛxs˱drī.nǝndǝ bōr (Heerlen) Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het rechtsom gedraaid wordt. [N 33, 158b] II-11
rechtspreken rechten: richtə (Heerlen), rechtspreken: rèchsjprêêkə (Heerlen) rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)] III-3-1
rechtstaande oren ezelsoren: éëzelsoere (Heerlen) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtvaardig eerlijk: ierlig (Heerlen), ierlik (Heerlen), rechtvaardig: rèchvêêdich (Heerlen) handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] || rechtvaardig III-1-4
redcel redcel: redcel (Heerlen) Gewone werkbijcel die ontwikkeld wordt tot koninginnecel of moerdop, als het bijenvolk moerloos is geworden of dreigt te worden. Deze redcel of nooddop wordt midden op de raat gebouwd. [N 63, 26b; Ge 37, 50] II-6
reeks, rij rij: reij (Heerlen), rĭĕj (Heerlen), réj (Heerlen) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)] III-4-4
reformladder steekladder: štęǝklɛdǝr (Heerlen) Ladder uit twee delen die gebruikt kan worden als schuifladder en als dubbele ladder. [N 67, 63c] II-9
regelaar vervoer meesterhouwer in het vervoer: mēstǝrhø̜jǝr en ǝt vǝrvø̄r (Heerlen  [(Emma)]   [Emma]), telefonist: telǝfǝnes (Heerlen  [(Emma)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vorderofficier: vø̜rdǝrǫfǝsēr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  ) De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830] II-5
regen (alg.) plons: ploensj (Heerlen), regen: d⁄r reëge (Heerlen), d⁄r reën (Heerlen), reège (Heerlen), réëge (Heerlen) regen || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: d⁄r reëgeboag (Heerlen), reègen boag (Heerlen), réëgeboag (Heerlen) regenboog || regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4