e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukwind rukwind: rökwīnk (Heerlen), stuifwind: inne sjtoef wink (Heerlen, ... ), énnə sjtōēf wīnk (Heerlen) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rulskar ruls: rølts (Heerlen), rulskar: rø̜lskar (Heerlen) Kruiwagen die alleen voor het vervoer van bladeren en hooi gebruikt wordt (zie hiervoor Roukens (1937), pag. 147). Het is een kruiwagen zonder zijwanden of hoofdbord, maar met rondom rechtopstaande staafjes of latjes. De informant uit L 428 merkt op over dit type dat het "voor het ophalen van bladeren, bosgras, hooi, sprokkelhout, enz. Wordt gebruikt; de laadbak bestaat uit ronde stokken, enkele centimeters van elkaar geplaatst, dikke en dunne stokken wisselen elkaar af". Zie voor het woord ruls ook het Sittards Woordenboek s.v. r√∂ls:: "korfhekje van gevlochten tenen of latwerk, geplaatst op kruiwagen e.d. om een grote hoeveelheid van gering gewicht te kunnen vervoeren, b.v. bladeren, hooi, aardewerk etc." Deze kruiwagen komt alleen in het zuiden van Nederlands Limburg voor. [N G, 51 + 52f; N 18, 97a-b; L 16, 19b; A 42, 15; monogr.] I-13
rund rind: reŋk (Heerlen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel angelbuts: paarden- of runderhorzel  angelbus (Heerlen) horzel [SGV (1914)] III-4-2
runderlap biefstuk: biefsjtuk (Heerlen) biefstuk III-2-3
runderlapjes rinderlapjes: ringerlepkes (Heerlen), rindslappen: Verklw. rinkslepke  rinkslappe (Heerlen), runderlapjes: Eigen syst.  runderläpkes (Heerlen) runderlap || Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvleessoep bouillonsoep: boeljonsoep (Heerlen), rindvleessoep: rinkvleeschsoep (Heerlen), (rink = rund).  rinkvleeschsoep (Heerlen), rundvleessoep: Eigen syst.  rundvleesjsoep (Heerlen), vleessoep: Eigen syst.  vleesjsoep (Heerlen) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: roepsch (Heerlen, ... ), roepsj (Heerlen), afwijkend van Veldeke  roepsch (Heerlen, ... ) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rusten resten: réstə (Heerlen), rusten: ruste (Heerlen) rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis oudemannenhuis: aotmànnəhōēs (Heerlen) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1