e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slank fijn: fīēn (Heerlen), slank: sjlánk (Heerlen), smal: sjmáál (Heerlen) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] III-1-1
slaperig slaperig: sjlòəpərich (Heerlen) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe koffie breuzel: breuzel (Heerlen, ... ), Eigen syst.  breuzel (Heerlen), schotelswater: (korte oo-klank).  schōttelswater (Heerlen), slodderen-caf: Eigen syst.  sjloddere kaffieë (Heerlen) Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe vilten hoed loesjhoed: loeschhood (Heerlen), slappe hoed: schlappe hood (Heerlen) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht bemesten uitmergelen: ūtmɛ ̝r(ǝ)gǝlǝ (Heerlen), uitpulveren: ūtpølvǝrǝ (Heerlen) Het gebruik van weinig of geen mest of van mest van slechte kwaliteit heeft tot gevolg dat de opbrengst gering is en de grond uiteindelijk uitgeput raakt. Een gevolg hiervan is weer dat het bedrijf er op achteruit gaat. Als redenen voor slechte bemesting kunnen genoemd worden: armoede, gierigheid of ondeskundigheid. [N 11, 26; N 11A, 31; JG 1b add.] I-1
slecht besleten kwast slechte kwast: šlɛxtǝ kwas (Heerlen) Zie de toelichting bij het lemma 'Goed besleten kwast'. [N 67, 31b] II-9
slecht dak slecht dak: šlɛx dāk (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), slecht hangende: šlɛx hɛŋǝndǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), slechte berg: šlɛxtǝ bɛ̄rx (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Een slecht dak laat bij het afkloppen een dof geluid horen. Het heeft loszittend gesteente. [N 95, 891; monogr.] II-5
slecht gesneden hengst klophengst: klǫpheŋst (Heerlen) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht groeien slecht wassen: sjlèch wássə (Heerlen) Slecht groeien, gezegd van een kind (kooieren). [N 84 (1981)] III-1-1
slecht lopende wagen krak: krak (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), slecht lopende wagen: slecht lopende wagen (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]) [N 95, 675] II-5