e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snotneus aap: ááp (Heerlen), koetenneus: ing koete - naas (Heerlen), kute-naas: kōētnaas (Heerlen), kōētnààs (Heerlen), kute-nelis: koetnelles (Heerlen, ... ), kute-prij: koeteprie (Heerlen), kutes-naas: koetjsnaas (Heerlen), snotnaas: schno:tnaas (Heerlen), sjnòtnaas (Heerlen), snotneus: schnotnaas (Heerlen), snotsnaas: sjnŏtsnaas (Heerlen), sjnótsnaas (Heerlen), snotsnaas (Heerlen), snotterbel: sjnótterbel (Heerlen), snuitnaas: sjnoe.tnaas (Heerlen), snuitsnaas: sjnoetsnaas (Heerlen), zeikbeer: zeekbeer (Heerlen), zeikerd: zeekərt (Heerlen) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotaap || snotjongen || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-2, III-1-4
snottebel koet: koet (Heerlen, ... ), snotterbel: snotterbel (Heerlen) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snotteren: sjnôêtərə (Heerlen) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] III-1-2
snuffelziekte wroetelkrankte: vrø̄tǝlkrɛŋkdǝ (Heerlen) Een aandoening van het neusschelpje en het neustussenschot en in een verder stadium van het benige geraamte van de bovenkaak. De dieren krijgen heftige en uitputtende niesbuien; de ademhaling is snuivend; er treden neusbloedingen op en de uitvloeiing uit de neus is dun en soms ook slijmig (WBD I.6, blz. 854). [N 52, 20; N 76, 50; A 48a, 33] I-12
snuifje snuifje: schnüfke (Heerlen), sjŭŭfkə (Heerlen) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuisterij prulletje: prölkə (Heerlen) een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)] III-3-1
snuit snoets: WBD/WLD  sjnōēts (Heerlen), snuit: of moel? moeilijk leesbaar  snoet (Heerlen), snuits: šnuts (Heerlen) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] I-12, III-1-1, III-4-2
snurken snurken: schnoorke (Heerlen), schnurke (Heerlen), snörke (Heerlen) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
sober eenvoudig: eevəldich (Heerlen), einfach (du.): èèjnfàch (Heerlen), sober: soobər (Heerlen) afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)] III-1-4
soda soda: soda (Heerlen) de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)] III-2-1