e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soep broeisel: Eigen syst. Spottend  brŭisel (Heerlen), gebroei: Eigen syst. Spottend  gebrüj (Heerlen), soep: soep (Heerlen, ... ), Eigen syst.  soep (Heerlen), Verklw. süpke  soep (Heerlen) soep || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soep van ingewanden soep van alles dooreen: Eigen syst.  soep van alles durchēē (Heerlen) Soep van ingewanden, hart, nieren e.d. (tripsoep?) [N 16 (1962)] III-2-3
soepketeltje marmiet: marmiet (Heerlen), voor koffie of thee  marmiet (Heerlen), soepketeltje: soepkätelke (Heerlen) keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)] III-2-1
soepterrine soepenkomp: soepekomp (Heerlen, ... ), soepterrine: soepterrien (Heerlen), nasaleringsteken op de n  soepterrien~g (Heerlen) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soepvlees soepenvlees: soepevleesch (Heerlen), soepevleesj (Heerlen), soepvlees: sŏĕpvleesj (Heerlen) soepvlees || soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
soevereinboor, verzinkboor verzinkboor: vǝrzɛŋk˱bōr (Heerlen) Algemene benaming voor de verschillende soorten boorijzers waarmee voorgeboorde gaten conisch kunnen worden vergroot. De soevereinboor wordt onder meer gebruikt om koppen van schroeven en klinknagels te kunnen verzinken, maar ook om bramen uit boorgaten te verwijderen. Zie ook afb. 115. [N 33, 135; N 33, 144; N 33, 145; N 33, 164] II-11
sok sok: sok (Heerlen), zök (Heerlen, ... ), Zie ook 1. hoas. Zie ook afb. p. 477.  zök (Heerlen) 1. kous; - 2. sok || Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] III-1-3
sokophouder sokkenhouder: zökkehouwer (Heerlen) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3
soldaat soldaat: saldo.ət (Heerlen) soldaat [RND] III-3-1
soldaatjes gebakken brood: Eigen syst.  gebakke brōēd (Heerlen), krapjes: krepkes (Heerlen), Eigen syst.  krepkes (Heerlen) Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3