e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprokkelen (hout) rapen: hoot rape (Heerlen), sprokkelen: sjprókkələ (Heerlen) sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprong sprong: šproŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), šprǫŋk (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]) Aantal centimeters dat een stijl uit het lood staat. [N 95, 294; monogr.] II-5
sprookje vertelseltje: vərtèlsəlkə (Heerlen) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten spruiten: sproute (Heerlen), spruitjes: korte uu klank  schprūūtjes (Heerlen) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten spruiten: WBD/WLD  sjprōētə (Heerlen) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje brabantse spruiten: Brabantsche schproete (Heerlen), spruiten: schproete (Heerlen), sjproete (Heerlen), sproute (Heerlen), Nb. (lange oe). (Brusselse)  sjproete (Heerlen), spruitkool: sjproehtkoehl (Heerlen) [N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)] || spruitjes I-7
spuiten proetsen: proetsje (Heerlen), sprietsen: schprietse (Heerlen), sjprĭĕtsə (Heerlen, ... ), spritsen (<du.): sjpriĕtsə (Heerlen), spuiten: sjpeutə (Heerlen) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
spurrieschoof bussel: bøsǝl (Heerlen) Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f] I-5
spuwbakje, kwispedoor spuibak: Verklw. sjpuibeksjke  sjpuibak (Heerlen) kwispedoor III-2-1
staakbonen rijzererwten: riezer erten (Heerlen), stekkenbonen: stekke boene (Heerlen) [N Q (1966)] I-7