e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaasbalgpijp, luchtaanvoerleiding loftleiding: loflęjdeŋ (Heerlen), loftreur: lofrø̜r (Heerlen) De leiding die de lucht van de blaasbalg naar het vuur voert. Bij ouderwetse smidsvuurhaarden werd de luchtstroom aan de zijkant van het smidsvuur toegevoerd. De blaasbalgpijp liep daarbij in een verbreed uiteinde uit dat één geheel uitmaakte met een dikke ijzeren plaat, het oogijzer. Deze plaat was met ijzeren bouten aan de brandmuur verankerd. Bij moderne smidsvuurhaarden mondt het uiteinde van de luchtaanvoerleiding uit in de onder de vuurhaard aangebrachte smidsvorm of windkast. Zie ook afb. 6 en het lemma "smidsvorm, blaasgat". [N 33, 20] II-11
blaasbalgtrekker blaasbalkketting: blǫas˱balǝkkęteŋ (Heerlen) De ketting waarmee de smidsblaasbalg via een hefboom en trekstangen in beweging wordt gebracht. [N 33, 13] II-11
blaasleiding blaasbuis: bloasbȳs (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), blǫǝsbȳs (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), blaasleiding: bloaslęjdeŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), blǫǝslɛjdeŋ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), blaasroor: blǫǝsrø̄r (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]) De leiding waarmee het opvulmateriaal door middel van samengeperste lucht in de ontkoolde ruimte wordt geblazen. Aan het einde van de leiding bevindt zich de vulschop. [N 95, 559; monogr.] II-5
blaasmachine blaasmachine: bloasmašiŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), blǫǝsmašiŋ (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]) Machine waarmee het opvulmateriaal, vaak wasserijstenen, onder druk in een op te vullen ruimte kan worden geblazen. [N 95, 557; monogr.] II-5
blaasmachinist blaasmachinist: blǫǝsmašǝnes (Heerlen  [(Emma)]   [Eisden]), blaasman: bloasman (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), blazer: bloazǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Wilhelmina]) Arbeider die de blaasmachine bedient. [N 95, 137; monogr.] II-5
blaasontsteking blaas-entz?ndung (du.): blòəsóntsunding (Heerlen), blaasontsteking: blòəsóntsjtêêking (Heerlen) Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)] III-1-2
blaaspijler blaaspijler: bloaspęjlǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), blǫǝspęjlǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), blaasstreb: bloasštrēp (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte door middel van een blaasmachine met van elders aangevoerde stenen wordt opgevuld. De invuller uit Q 3 schrijft over de blaaspijler dat dit een "taille" is waar de stenen voor de "stape" onder druk ingeblazen worden. [N 95, 538; monogr.] II-5
blad (alg.) blad: blad (Heerlen), verkl.w.: bleejtje  blat (Heerlen) blad [SGV (1914)] III-4-3
blad van de troffel troffelblad: [troffel]blat (Heerlen) Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.] II-9
blad, bladeren van een plant blaadje: blętjǝ (Heerlen), blad: blat (Heerlen), blader: blār (Heerlen) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4