e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stompe eind van een ei ronde zij: roͅŋ zi (Heerlen), vot: Sub pansj: Kop, vot en pansj.  vot (Heerlen) [Het stompe eind van het ei bij eieren tikken]. || Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)] III-3-2
stomverbaasd verpaft: vərpààft (Heerlen), verpapzakt: verbapzakt (Heerlen), vərbàbzàkt (Heerlen), verstomd: verschtomd (Heerlen) verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stoof, voetenwarmer hoeierpotje: hoejerpötje (Heerlen), stoof: Verklw. sjtöafke  sjtoof (Heerlen) stoof [SGV (1914)] III-2-1
stoofvlees, zuurvlees zuurbraad: zoerbroat (Heerlen), zuurbraden: Eigen syst.  zoerbrōān (Heerlen), zuurvlees: zoervleesch (Heerlen) Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] III-2-3
stookgat assenbed: ɛš˱bęt (Heerlen) Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21] II-11
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel stookhuis: štø̜̄ǝkǝs (Heerlen) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stoomapparaat stoomapparaat: štōmapǝrāt (Heerlen) Toestel waarmee vastzittende behanglagen kunnen worden losgestoomd. Het bestaat uit een met water gevulde bak die verwarmd kan worden. De verhitte stoom stroomt vervolgens via een slang naar een mondstuk. Met behulp van dit onderdeel kan de stoom op het behang verspreid worden. [N 67, 94a] II-9
stoomboot (dampketel): ook  dampkätel (Heerlen), (dampmolen): ook  dampmüle (Heerlen), dampschip: dampschip (Heerlen) stoomboot [SGV (1914)] III-3-1
stoomwassmelter waskanon: waskanon (Heerlen) Toestel om was te smelten waarbij gebruik gemaakt wordt van stoom. Een waskanon is een stoomwassmelter. Het bestaat uit twee op een pan in elkaar gemonteerde bussen, waarvan de binnenste geperforeerd is. De ruwe raat wordt enige etmalen geweekt, waardoor het ergste vuil loslaat. De massa wordt in stukjes gebroken, in de binnenste cilinder gestopt, de pan wordt voor de helft met water gevuld en het geheel wordt op het vuur gezet. De hete stoom smelt de raat, de vloeibare was loopt door een tuitje uit het toestel en kan opgevangen worden op een heetwaterbad. Vervolgens laat men de waskoek langzaam afkoelen (De Roever, pag 284). Volgens de informant van Q 253 bestaat dit toestel niet in zijn streek. [N 63, 129b] II-6
stoot stoot: štūǝt (Heerlen  [(mv štȳǝt)]  ) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11