e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blijven hangen, blijven plakken hokken: hŏĕkkə (Heerlen), kleven: klêêvə (Heerlen), plakken: plèkkə (Heerlen), pleisteren: plîestərə (Heerlen) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blīēvə (Heerlen, ... ), paalhouden: pòəlhaotə (Heerlen), wachten: wáchtə (Heerlen), wijlen: wèjlə (Heerlen) ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit paardstand: pērstant (Heerlen) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
blijvend invalide blijvend invalide: blīvǝnt envalit (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), blijvend kreupel: blīvǝnt krøpǝl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), invalide: envalit (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) [N 95, 968] II-5
bliksem, bliksemflits bliksem: der bliksem (Heerlen), blits: blits (Heerlen, ... ), d⁄r blits (Heerlen), zeebrand: zieëbrank (Heerlen) bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemflits, weerlicht || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemen blitsen: blitse (Heerlen), et blits (Heerlen), et blitsde (Heerlen), ⁄t blitst (Heerlen) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemen, weerlichten || het bliksemt [SGV (1914)] III-4-4
blind anker blinde anker: bleŋǝ aŋkǝr (Heerlen) Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a] II-9
blinde naad blinde naad: bleŋǝ nǭt (Heerlen) De naad die ontstaat bij het binnenstebuitennaaien. [N 36, 45] II-10
blinde schacht, tussenschacht blinde schacht: bleŋǝ šax (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), tussenschacht: tøsǝšax (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), tø̜šǝšax (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804] II-5
blinde vink blinde vink: bling vink (Heerlen, ... ), Eigen syst.  bling vinke (Heerlen) Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] III-2-3