e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaandeldrager vaandrig: vèënderig (Heerlen), vanendrager: vānədrēͅgər (Heerlen) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] || Vaandeldrager. III-3-2
vaars vaars: vēi̯ǝš (Heerlen), vē̜ǝš (Heerlen), vɛš (Heerlen), vɛǝš (Heerlen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelsplag: šotəlsplak (Heerlen), Verklw. sjóttelspleksjke  sjóttelsplak (Heerlen), spoeldoek: Verklw.sjpeuldeuksjke  sjpeuldook (Heerlen) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen (de/een) naald(e) vamen: dǝ nǭlt vē̜mǝ (Heerlen), eŋ nǫlt vāmǝ (Heerlen), ǝn nǫlt vē̜mǝ (Heerlen), invamen: envęǝmǝ (Heerlen), evęǝmǝ (Heerlen), vamen: vęǝmǝ (Heerlen) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader alte (du.): alte (Heerlen), pa: pa (Heerlen, ... ), gemeenzaam  baa (Heerlen), paatje: paatje (Heerlen), pap: pap (Heerlen, ... ), papa: papa (Heerlen, ... ), pappa (Heerlen), vader: vaadər (Heerlen, ... ), vadder (Heerlen, ... ), vroeger; cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader).  vaar (Heerlen) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader (abba) || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] III-2-2
vagebond leegloper: lêêchleupər (Heerlen) een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
vagevuur vagevuur: vägevür (Heerlen) vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
vagina, geslachtsorgaan van de merrie kling: kleŋ (Heerlen), lijf: līǝf (Heerlen) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vakbond bond: bond (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), katholieke bond: katǝlikǝ bont (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), mijnwerkersbond: mijnwerkersbond (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Eisden]), rode bond: rujǝ bont (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]) Vereniging van werknemers. Men kende een katholieke en een socialistische vakbond. [N 95, 982; N 95, 982 add.] II-5
vakvulling vakvulling: vakvulling (Heerlen) De vulling van vlechtwerk en leem of van metselstenen die in het open vak, gevormd door de horizontale en verticale balken, wordt aangebracht. In Q 121c werden de vakken met 'een halve steen' ('ęnǝ hǫavǝ štē'), dus met halfsteens metselwerk, opgevuld. [N 4A, 53d; N 31, 45c; monogr.] II-9