e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleier schmeichelaar (<du.): sjmèèjchələr (Heerlen), vottenkruiper: vòttəkrōēpər (Heerlen) een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)] III-3-1
vleiwoord tot de zogende zeug kuus, kuus: kyš, kyš (Heerlen) Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c] I-12
vleiwoord voor het varken kuus: kyš (Heerlen) [VC 14, 2c v] I-12
vlekje op de neus snep: šnɛp (Heerlen) Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c] I-9
vlekziekte vlekkenvuur: vlɛkǝvȳr (Heerlen) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleug schoor: šęǝr (Heerlen) De richting waarin vezels of draden van een weefsel liggen. [N 59, 40a; N 62, 72; MW] II-7
vleugel vleugel: vluegel (Heerlen), vlûûgəl (Heerlen) vleugel || vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)] III-4-1
vleugels in de wanmolen vleugelen: vlȳǝgǝlǝ (Heerlen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegend ongedierte insecten: afwijkend van Veldeke  insekte (Heerlen) vliegend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
vliegennet vliegengaren: vlēgǝgārǝ (Heerlen), vliegennet: vlēgǝnęt (Heerlen) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10