e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weggrissen snappen: sjnàppə (Heerlen) grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)] III-1-2
wegkwijnen versukkelen: vərsŭŭGələ (Heerlen) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wegwijzer wegwijzer: wèchwīēzər (Heerlen) een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1
wei band: bɛnt (Heerlen), wei: wēi̯ (Heerlen), wē̜i̯ (Heerlen, ... ), węi̯ (Heerlen, ... ), witte kaas: wetǝ kīǝs (Heerlen) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weigerachtig weigerachtig: weegərèchtich (Heerlen) geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
weiland in het algemeen grasland: grasland (Heerlen), wei: wei̯ (Heerlen), węi̯ (Heerlen), (mv)  wei̯ǝ (Heerlen), weiland: węi̯lant (Heerlen) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
welbespraakt brutaal persoon frecherd: vrèchərt (Heerlen), goede muil: ən gów mŏĕl (Heerlen), muilejan: mŏĕlləján (Heerlen), ongehobbelde, een ~: óngəhŏĕbbəldə (Heerlen), protser (<du.): prōētsjər (Heerlen) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] || welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
welbespraakt zijn kalrijk zijn: ps. boven de á staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  kálrīēk (Heerlen) welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
welblad lasblad: laš˱blat (Heerlen), welblad: wɛlblat (Heerlen) Lasmiddel, bestaande uit ijzergaas dat overtrokken is met een hardgeworden massa waarin veel borax zit. Het welblad wordt tussen de twee aan elkaar te wellen stukken gelegd. Het geheel wordt vervolgens met hamerslagen met elkaar verenigd. Volgens de invuller uit Q 5 wordt welplaat alleen bij het wellen van licht hardbaar koolstofstaal gebruikt. [N 33, 193; N 33, 340] II-11
welig groeiend gelps: WBD/WLD  gélpsj (Heerlen) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3