25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (Q113p Heerlen)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
droogdoek:
dreugdook (Q113p Heerlen),
handdoek:
hantdook (Q113p Heerlen),
schotelsplag:
schottelsplak (Q113p Heerlen),
theedoek:
Verklw. tiëedukske
tieëdook (Q113p Heerlen)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || theedoek
III-2-1
|
25479 |
droogzolder |
meelkamer:
męǝlkāmǝr (Q113p Heerlen),
meelzolder:
męǝlzøldǝr (Q113p Heerlen)
|
De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c]
II-1
|
20554 |
drop |
drop:
drōp (Q113p Heerlen),
dròp (Q113p Heerlen),
lakrits:
làkrits (Q113p Heerlen)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
lakrits:
làkrits (Q113p Heerlen),
lakritswater:
lakritswáátər (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
het zouwelt:
(= motregen).
⁄t zauwelt (Q113p Heerlen),
miezerig (weer):
miezerig (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
nat (weer):
innen nate zoemer (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
naat (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
naat weer (Q113p Heerlen),
nāāt (Q113p Heerlen),
náát (Q113p Heerlen),
⁄t is naat (Q113p Heerlen),
regenachtig (weer):
rêêgənèchtich (Q113p Heerlen),
vochtig (weer):
vuchtich (Q113p Heerlen),
waterkoud (weer):
wáátərkaot (Q113p Heerlen)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
zijpen:
hä seep van der rège (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
hä siept van der rège (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
siepe (Q113p Heerlen),
ziepe (Q113p Heerlen)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droevetros (Q113p Heerlen),
troemel:
troemmel (Q113p Heerlen)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
19023 |
druk |
druk:
drø̜k (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Algemeen gebruikte benaming voor de druk in het gesteente. [monogr.; N 95, 524; N 95, 357; N 95, 385; N 95, 843; N 95, 324; Vwo 292]
II-5
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
retireren (<fr.):
retereere (Q113p Heerlen),
rondlopen:
rônkloope (Q113p Heerlen)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|