31350 |
dubbele en gecombineerde krompasser |
dobbele passer:
dubǝlǝ pasǝr (Q113p Heerlen)
|
Dubbele krompasser met S-vormige benen. Wanneer het scharnier in het midden van de S-vormige benen is geplaatst, wordt deze passer vooral gebruikt voor het opmeten van uitwendige maten. Er bestaan ook uitvoeringen van de passer waarbij het scharnier aan het uiteinde van de S is aangebracht. Met dit type worden inwendige maten opgemeten. De gecombineerde krompasser bestaat uit een combinatie van de krompasser en de voetjespasser. Zie ook het lemma "voetjespasser" en afb. 83. [N 33, 252d; N 33, 252f; N 64, 80b]
II-11
|
33963 |
dubbele lijn |
dobbele lijn:
dubǝl liŋ (Q113p Heerlen)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|
28383 |
dubbelkettingtransporteur |
dobbeltransporteur:
dubǝltranspǫrtø̄r (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
jankorgel:
jaŋkø̜rgǝl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Maurits]),
kettingtransporteur:
kettingtransporteur (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
transporteur:
transpǝrtø̄r (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583]
II-5
|
21608 |
dubbeltje |
dubbeltje:
dubbelke (Q113p Heerlen),
dubbeltje (Q113p Heerlen),
ee dubbeltje (Q113p Heerlen),
tien-centstukje:
ee tieëncentstükske (Q113p Heerlen)
|
dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28757 |
duffel |
duffel:
døfǝl (Q113p Heerlen)
|
Dikke wollen stof met lang haardek. [N 62, 90; N 59, 201; MW]
II-7
|
19169 |
duidelijk |
duidelijk:
dudelig (Q113p Heerlen),
dudelik (Q113p Heerlen)
|
duidelijk
III-1-4
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
dooͅeoͅf (Q113p Heerlen)
|
Duif [SGV (1914)] || Duif.
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
dōēf (Q113p Heerlen)
|
duif || Duif [SGV (1914)]
III-4-1
|
24140 |
duif, overige soorten |
kroppet:
kropduif
kròppet (Q113p Heerlen),
kröppet (Q113p Heerlen),
spijkerd:
veldduif
sjpieket (Q113p Heerlen)
|
kropduif [SGV (1914)] || veldduif
III-4-1
|
32259 |
duig |
druif:
drūf (Q113p Heerlen)
|
Elk van de gebogen platte stukken hout waaruit de wand van een kuip, ton of vat is samengesteld. Zie ook afb. 207. Volgens een invuller uit Tegelen (L 270) gebruikte de kuiper uit die plaats de benaming staaf (štāf) om een rechte duig aan te duiden. Een gebogen duig werd een duig (dø̜jx) genoemd. In het algemene spraakgebruik was echter het woord druif (drūf) gangbaar. [N E, 10; monogr.]
II-12
|