32707 |
een weide scheuren |
akkeren:
[akkeren] (Q113p Heerlen),
stropen:
[stropen] (Q113p Heerlen)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
17709 |
een wind laten |
een poep laten:
poep loate (Q113p Heerlen),
een scheet laten:
schiet loate (Q113p Heerlen),
ene afrijten:
inne aafriete (Q113p Heerlen),
ene aftrekken:
inne aaftrekke (Q113p Heerlen),
ene laten vliegen:
inne vleege loate (Q113p Heerlen),
votsen:
fôtse (Q113p Heerlen)
|
wind laten [N 10c (1961)]
III-1-1
|
34495 |
een zandbad nemen |
(zich) mullen:
mølǝ (Q113p Heerlen),
poelen:
pulǝ (Q113p Heerlen)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een krankheid onder de leden hebben:
hej hat ing krankheit onder de lèje (Q113p Heerlen),
in geen goed vel steken:
héë schtik in ee good vèël (Q113p Heerlen),
krankelijk zijn:
hee is krenklich (Q113p Heerlen)
|
ziekte onder de leden [N 10 (1961)] || ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ęnt (Q113p Heerlen),
ɛnt (Q113p Heerlen),
pielkel:
pilkǝl (Q113p Heerlen),
schokkel:
šokǝl (Q113p Heerlen)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
24584 |
eendekroos |
eendegroen:
-
endegreun (Q113p Heerlen),
eendemoos:
endemoos (Q113p Heerlen)
|
eendekroos || eendenkroos
III-4-3
|
22475 |
eenentwintigen (kaartspel) |
eenentwintigen:
eenentwintige (Q113p Heerlen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
eenjarig schaap:
ējø̄rex šǭp (Q113p Heerlen)
|
Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
brabander:
brǫǝbɛ ̝ndǝr (Q113p Heerlen
[(met wieltje in plaats van voet)]
),
reeploeg:
rīi̯[ploeg] (Q113p Heerlen),
rīǝi̯[ploeg] (Q113p Heerlen),
stoep:
štup (Q113p Heerlen)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
alledaags:
alledaags (Q113p Heerlen),
eenvoudig:
#NAME?
eevöldig (Q113p Heerlen),
einfach (du.):
eefach (Q113p Heerlen),
einfach (Q113p Heerlen),
gewoon:
geweun (Q113p Heerlen),
gəweun (Q113p Heerlen),
simpel:
schlicht (Q113p Heerlen)
|
eenvoudig [SGV (1914)] || gewoon || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|