34536 |
ei zonder schaal |
liesei:
lisęi̯ (Q113p Heerlen),
līsęi̯ (Q113p Heerlen),
liezenei:
lisǝęi̯ (Q113p Heerlen),
lizǝnęi̯ (Q113p Heerlen),
lizǝęi̯ (Q113p Heerlen),
līzǝnęi̯ (Q113p Heerlen),
windei:
weŋkęi̯ (Q113p Heerlen)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
19742 |
eierdopje |
eierdopje:
eierdöpke (Q113p Heerlen)
|
eierdopje
III-2-1
|
22445 |
eieren ophalen |
paaseieren ophalen:
poͅəsjeͅijər oͅphōͅlə (Q113p Heerlen)
|
Eieren ophalen in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34526 |
eieren uithalen |
rapen:
rāpǝ (Q113p Heerlen)
|
De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35]
I-12
|
20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eierkook (Q113p Heerlen),
Verklw. eierkeuksjke
eierkook (Q113p Heerlen),
koek:
kook (Q113p Heerlen)
|
eierkoek || eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22738 |
eiertikken |
eieren titsen:
eiertietsje (Q113p Heerlen),
kippen:
kepə (Q113p Heerlen),
Korte open i.
kieppe (Q113p Heerlen)
|
Eiertikken. || Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)] || Tikken met een (Paasch-) ei.
III-3-2
|
23148 |
eiertikken add. |
pansen:
Zie kiepe [pag. 32: Tikken met een (Paasch-) ei].
pansje (Q113p Heerlen)
|
Eieren op elkaar stooten met den zijkant.
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
eigendom:
eegəndóm (Q113p Heerlen)
|
de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21887 |
eigendomsbewijs |
eigendomsbewijs:
eegəndómsbəwīēs (Q113p Heerlen)
|
het bewijs dat iets iemands eigendom is [vest] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27519 |
eigennamen van de mijnen |
(de) drie:
dǝ drēj (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
concessie-carl:
concessie-carl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
de een:
dǝ ē (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
de heksenberg:
dǝ hɛksǝbɛrx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
de staat:
dǝr štāt (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Hendrik, Oranje-Nassau II]),
de twee:
dǝ twiǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Oranje-Nassau II]),
de vier:
dǝ vēr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Oranje-Nassau II]),
domaniale:
domanǝjāl (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
emma:
ɛma (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
hendrik:
hɛndrek (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
hollandse kuil:
holǝnšǝ kul (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
julia:
jylǝja (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
laura:
ǫwra (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
maurits:
mǫwrits (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
onze kuil:
ōs kul (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
op gen heide:
op gęn hęj (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
oranje-nassaumijnen:
oranje-nassaumijnen (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I]),
scheid:
šēt (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Hendrik, Oranje-Nassau II]),
wilhelmina:
welǝmin (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
willem-sophia:
welǝm-sofi (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
welǝm-sǫfi (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
In dit lemma komen de namen van mijnen aan de orde. Er zijn twee hoofdgroepen van mijnen t.w. de Nederlands Limburgse groep en de Belgisch Limburgse. Binnen de Nederlandse groep maakt men onderscheid in Staatsmijnen en particuliere mijnen. Wilhelminat de naamgeving betreft valt op dat de Nederlands-Limburgse mijnen eigennamen hebben zoals namen van leden van het Vorstenhuis Oranje, terwijl de Belgisch-Limburgse mijnen voornamelijk aangeduid worden met de naam van de plaats waar een bepaalde mijn ligt. Volgens de informant van Q 113 werd de Staatsmijn Hendrik door Schinvelders "onze kuil" genoemd. De Lauraen Julia werden ook met de term de "Eygelser kuilen" aangeduid. Het woordtype "Evence Coppée" verwijst naar een van de grondleggers van de Kempense mijnindustrie. Bovendien bestond er een Holding Group met die naam. Met "Limburg-Maas" duidt men ook wel de mijn te Eisden aan. De naam is een verwijzing naar de maatschappij die de mijn exploiteerde: S.A. des Charbonnages de Limbourg-Meuse. Alle eigennamen in het woordtype worden voor de uniformiteit met een kleine letter in plaats van een hoofdletter geschreven. [N 95, 2; monogr.]
II-5
|